Langs bloedbanen: over genetische (on)maakbaarheid en de risico’s van vloeibare identiteiten
zondag 10 november 2019
(Essay geschreven voor Bloedtest)
Na decennia van postmodernistische twijfel aan de grote vooruitgangsverhalen lijkt het collectieve geloof in de menselijke vervolmaking stilaan opnieuw in opmars te zijn. Het is nog een vrij aarzelende opmars, dat moet gezegd, want zelfs de meest fonkelende toekomstdromen moeten wel enigszins aan glans verliezen tegen de achtergrond van de ecologische rampen die zich momenteel aan het voltrekken zijn. Maar toch, terwijl velen van ons vrezen dat het klimaat almaar verder aan onze greep ontsnapt, zijn we daarentegen veel optimistischer gestemd over de mogelijkheden om aan onze eigen soort te sleutelen. Dit gesleutel mag vrij letterlijk worden genomen, in die zin dat we het hoogste heil voor onze zelfverbetering al lang niet meer van religieuze geboden of van een politieke ideologie verwachten, als wel van medisch-technisch ingrijpen – tot op moleculair niveau – in ons eigen lichaam en dat van onze (ongeboren) kinderen.
De beloften van de medische techniek zijn dan ook ongekend. Onlangs nog, in november 2018, haalde een Chinese gentechnoloog het wereldnieuws met de bewering dat hij twee embryo’s hiv-resistent had gemaakt door hun genetische code aan te passen, alvorens ze terug te plaatsen bij de moeder; de twee meisjes zouden ondertussen geboren zijn. Als deze bewering klopt, dan zouden daarmee de eerste gentech-baby’s een feit zijn.
In het licht van zulke sensationele berichtgeving rijst uiteraard de vraag: is de mens van morgen werkelijk zo maakbaar als sommigen ons voorspiegelen? Hoe voor de hand liggend ook, het is een vraag die me tot voor kort danig afschrikte. Gezien mijn voorliefde voor historische onderwerpen vond ik deze kwestie als het ware te actueel, te trendy, maar ook te specialistisch voor een letterenjongen zoals ik, met slechts een basale notie van genetica en aanverwante domeinen. Totdat de vraag zich onafwendbaar aan me ging opdringen, en wel langs de intieme weg van het bloed.
Aanvankelijk was dit het bloed dat door mijn aderen stroomt. Maar naarmate mijn daaropvolgende naspeuringen naar de menselijke (on)maakbaarheid vorderden, vertakten deze zich almaar verder naar de bloedsomloop van talloze anderen uit heden en verleden: downers, zwangere vrouwen, holebi’s, bekeerlingen, enzovoort. Vertrouwen in individuele en sociale maakbaarheid blijkt immers ten nauwste verbonden met de opvatting dat bloed – en bij uitbreiding in de laatste halve eeuw DNA – ieders ware en controleerbare identiteit bevat. Daartoe moet het bloed wel door middel van een normatieve bril transparant leesbaar worden gemaakt, daar het anderszins niet valt te ontdoen van een troebele oorsprong en onzekere toekomst. Wat hier volgt zijn dan ook verkenningen, langs kronkelige bloedbanen, van deze biologische identificatieprocessen maar ook van het mogelijke verzet hiertegen.