Piet Devos

schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper

Innerlijke beelden en hoorbare kleuren (synesthesie)


In fysiek opzicht ben ik volledig blind. Dit betekent dat ik met mijn eigenlijke ogen geen kleuren of licht meer kan onderscheiden. Ik zie dus ook geen verschil tussen dag en nacht. Maar wie nu besluit dat daarmee ook een diepe duisternis in mijn hoofd moet zijn neergedaald, heeft het mis. Sinds de dag waarop ik in 1989 blind werd, ben ik innerlijk blijven zien.

Met ‘innerlijk zien’ bedoel ik dat er zich steeds weer nieuwe mentale beelden vormen. Ik hoef daar niet de minste, bewuste inspanning voor te doen. Deze beelden komen gewoon spontaan bij me op, gevoed door mijn overige zintuigen of de situatie waarin ik me op dat ogenblik bevind. Mijn innerlijke beelden zijn niet zo scherp en gedetailleerd als bij goed functionerende ogen, maar ze zijn er altijd en bewijzen keer op keer hun nut. Als ik bijvoorbeeld alleen door een stad loop, oriënteer ik me aan de hand van een kaartje dat ik mentaal projecteer en waarop ik kan nagaan hoe ik van straat X het makkelijkst straat Y kan bereiken. Wanneer ik iemand ontmoet, zie ik doorgaans diens gestalte in lichte dan wel donkere tinten. Waarschijnlijk is dit een visuele weergave van de indruk die de stem, de présence en het gedrag van die persoon op me maken.

Je zou dit innerlijk zien kunnen vergelijken met wat er gebeurt bij het lezen van een goed verhaal. Dan kunnen er zich ook allerlei levendige taferelen voor ons geestesoog afspelen. De verbeelding gebruikt daarbij onze vroegere ervaringen en herinneringen als een soort bouwstenen, maar voegt ze vervolgens samen tot nieuwe werelden waar we nooit eerder zijn geweest. Hoe zouden we anders met Jules Verne naar de maan kunnen reizen? Of samen met Harry Potter tovenaarsleerlingen op Zweinstein kunnen worden? Welnu, voor die aanhoudende innerlijke beeldenstroom put mijn geest ongetwijfeld ook uit mijn visuele geheugen en weet, zelfs na dertig jaar, daaruit nog altijd ongeziene dingen, gezichten en landschappen te creëren.

Bij de vorming van mijn mentale beelden speelt, behalve mijn herinnering, echter ook nog een ander, eigenaardiger vermogen mee. Dat ik dit vermogen bezat ontdekte ik pas toen ik een jaar of acht was. In de klas op de basisschool had ik zonet een tekst op mijn brailletypemachine getikt, en ik zei iets over de mooie kleuren van het beschreven blad, dat nu voor me op tafel lag. Mijn juf reageerde erg verwonderd; ze legde uit dat het vel nog steeds helemaal wit was. Logisch natuurlijk, want aan brailleschrift komt geen druppel inkt te pas, zodat de letters slechts uit voelbare puntjes in het witte papier bestaan. Desondanks begreep ik niet goed wat mijn juf bedoelde.
‘Iedere letter heeft toch een eigen kleur?’, wierp ik verbaasd tegen. Toen juf dit opnieuw ontkende, drong het voor het eerst tot me door dat ik taal anders zag dan zij. Dit was ook mijn eerste bewuste inzicht in het wonder en het raadsel van de waarneming, waardoor twee mensen hetzelfde object als totaal verschillend kunnen ervaren.

Voor mij heeft niet alleen elke letter een specifieke kleur, dit geldt ook voor de cijfers, de dagen van de week en de seizoenen. Deze kleuren liggen relatief vast; onder invloed van klankverandering kan de kleur wel feller of doffer worden. Zo is de ‘i’ altijd geel, maar is ze in een open klank zoals in ‘fiets’ veel intenser dan bijvoorbeeld in het doffe ’kip’. Op de afbeelding hiernaast ziet u een weergave van mijn kleurenalfabet, die grafisch vormgever Frea Mathijssen op mijn verzoek heeft uitgewerkt. Bedenk hierbij wel dat ikzelf uitsluitend de brailleletters voor me zie; de gewone drukletters zijn er ter verduidelijking aan toegevoegd. Bovendien, hoewel ik mijn best heb gedaan om mijn mentale alfabet nauwgezet aan Frea te beschrijven, kan de afbeelding niet meer dan een benadering zijn. Ik kan het eindresultaat immers zelf niet zien en beoordelen.

 

Om een idee te geven van hoe ik het lezen van een tekst ervaar, heeft Frea ook een volledige zin in mijn kleurenalfabet omgezet. Die zin luidt als volgt: ‘In mijn geest veranderde ieder geluid telkens van kleur.’ Dit is een ingekort citaat van de Franse schrijver Jacques Lusseyran (1924-1971), dat me erg toepasselijk leek. Toen ik Lusseyrans autobiografische boeken voor het eerst las, was dat voor mij een zeldzaam feest van herkenning. Niet alleen werd Lusseyran eveneens op jonge leeftijd blind, ook voor hem was ieder geluid aan een kleur gekoppeld.

 

Ook als ik naar muziek luister verschijnen er steevast kleuren op mijn innerlijk projectiescherm. Maar daar ligt het iets ingewikkelder dan bij taal, omdat de kleuren van muziek variëren en in elkaar overvloeien naar gelang van de gebruikte instrumenten en de toonhoogte. Piano en viool zijn doorgaans rood, trompet en accordeon geel, trommels en drums wit, terwijl de meeste snaarinstrumenten bruine en beige kleurschakeringen oproepen. Hoe hoger de aangeslagen noot hoe exuberanter de tint, en omgekeerd, hoe lager de toon, des te donkerder de kleur wordt. Waar in de opening van Mendelssohns vioolconcerto in e mineur de viool helrood boven alles uit zweeft, neigt de eerste Cellosuite van Bach naar heel donkergrijs, haast zwart. Wat mijn visuele muziekbeleving nog extra gelaagd maakt, is dat deze kleurenwerveling zich ook vermengt met geometrische vlakken, lijnen en figuren die het ritme en de melodie uitbeelden. Mocht ik enig muzikaal talent hebben bezeten, was deze spontane visualisatie mogelijk een handig hulpmiddel bij de studie geweest. Maar, helaas, dit talent is me niet gegeven. Toch verrijken die afwisselende kleuren telkens weer mijn luisterervaring als gepassioneerd muziekliefhebber.

Als student kwam ik erachter dat ik niet de enige ‘gek’ ben, bij wie de zintuigen zo innig verknoopt zijn. In de psychologie staat dit fenomeen, waarbij de indrukken van het ene zintuig systematisch door de filter van een ander zintuig gaan, bekend als ‘synesthesie’. Naar schatting komt het bij zo’n vier procent van de bevolking voor, waarbij de letter-kleursynesthesie de meest courante vorm is. Dit is niet per se gelinkt aan het hebben van een beperking; best mogelijk dat mijn synesthesie aangeboren is, en er ook al was voordat ik blind werd. Ditzelfde geldt trouwens voor Lusseyran.

 

Er zijn dus ook goedziende mensen bij wie het horen van geluid (met name taal) gepaard gaat met het waarnemen van kleuren. Anderen proeven dan weer hun woorden, maar dit is veel zeldzamer. In 2015 ontmoette ik in Montréal zelfs een parfumeur, Dana El Masri, die zich voor haar parfums laat inspireren door de geuren die bepaalde liedjes bij haar opwekken! Of synesthesie enig cognitief voordeel oplevert door, bijvoorbeeld, de synestheet in staat te stellen dingen beter te onthouden, is nog niet bewezen. Maar het voortdurend leggen van onvermoede, zintuiglijke verbanden prikkelt zonder meer de creativiteit.