Piet Devos

schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper

Literair werk


Vicente Huidobro: herleid tot een lied van louter syllabes

zondag 10 april 2011

(Essay verschenen in Poëziekrant, 35.4 2011, pp. 64-70)

'De dichter is een kleine God' luidt de titel van een onlangs gepubliceerde bloemlezing van de 150 mooiste gedichten in het Spaans. Deze titel is ontleend aan de "Ars poëtica" van de Chileense dichter Vicente Huidobro (1893-1948) en drukt heel kernachtig diens onwankelbare geloof in de kracht van poëzie uit. Het is een eerste huldeblijk aan een dichter die in ons taalgebied nooit enige bekendheid heeft verworven, maar desondanks mede de koers heeft bepaald van de Latijns-Amerikaanse poëzie in de voorbije eeuw. Binnenkort verschijnt nu ook de integrale vertaling van zijn hoofdwerk: Altazor. O el viaje en paracaídas (Hogevalk. Of de reis aan de parachute).

Vicente García-Huidobro Fernández, zoals hij voluit heette, werd als oudste zoon van aristocraten in 1893 in Santiago de Chile geboren. Deze hoge komaf bleek tegelijk een vloek en een zegen. Enerzijds brachten de literaire salons van zijn moeder, zelf een dichteres en ontwikkelde vrouw, hem reeds vroeg in aanraking met de literatuur en de recente, vooral door Frankrijk geïnspireerde tendensen op dit gebied. Anderzijds gingen de katholieke moraal en de gezapigheid van het leven in deze kringen hem tegenstaan. Hoogstwaarschijnlijk speelden deze beide motieven mee, toen Huidobro in 1916 besloot om samen met zijn vrouw en kinderen naar Parijs te emigreren. Inmiddels had hij ook verschillende, experimentele dichtbundels voltooid en zijn ambitieus, zogeheten 'creationistisch' credo geformuleerd, volgens hetwelk de dichter niet de werkelijkheid dient te bezingen maar zijn eigen wereld moet scheppen. Huidobro's werk en pleidooi voor een autonome poëzie vonden spoedig weerklank bij Europese avant-gardisten als Guillaume Apollinaire, Pierre Reverdy en Juan Gris, met wie de Chileen in de daaropvolgende jaren dan ook nauw samenwerkte. Heen en weer reizend tussen Parijs, Madrid en Santiago zou Huidobro zich decennialang, door middel van manifesten, lezingen en literare tijdschriften – vaak door hemzelf gefinancierd -, blijven inzetten voor zijn radicale poëzieopvatting. In de loop van het woelige Interbellum werd de toon van zijn geschriften evenwel almaar politieker. Zo nam hij symbolisch deel aan de Chileense presidentsverkiezingen in 1925 en verklaarde hij zich begin jaren '30 communist. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte hij als oorlogscorrespondent gewond aan het hoofd. De langdurige nasleep hiervan was de oorzaak van zijn vroegtijdige dood in 1948.

In Huidobro's poëzie, die hij doorgaans in het Spaans maar soms rechtstreeks in het Frans schreef, is de geschetste evolutie van het strikte vormexperiment naar het expliciete engagement goed te volgen. In Pagodas ocultas (1914) maakte hij bijvooorbeeld gebruik van kalligrammen, en in 1922 exposeerde hij geschilderde gedichten in het Parijse Edouard VII-theater. Nog typischer voor het creationistische gedicht dan een ongewone visuele compositie is de opeenvolging van verrassende beelden. Volgens de dichter was het beeld "een broche van licht die twee ver uit elkaar gelegen werkelijkheden samenbrengt." Dit blijkt ook wel uit treffende voorbeelden als: "In elke plas / slapen dove sterren", en "Op de arctische zeeën / speur ik naar de leeuwerik die wegvloog uit mijn borst" uit Poemas árticos (1918), of "Le silence est une plante qui pousse à l'intérieur / Si le cœur garde son chauffage égal" uit Automne Régulier (1925). In Altazor (1931) lezen we echter – weliswaar nog steeds in een creationistisch beeld: "Moet je die steppen handen zien schudden / Miljoenen arbeiders hebben het eindelijk ingezien / En hijsen hun vlaggen omhoog van ochtendrood". Voor alle duidelijkheid, deze referentie aan de Russische revolutie maakt dit boek nog niet tot een propagandatekst. Altazor is daar veel te complex, te ongrijpbaar voor.

Altazor, dat bestaat uit zeven canto's in vrije verzen en een voorwoord in proza, vormt een overgangswerk. Het is een keerpunt waarop de avant-garde of, ruimer, de moderne mens zijn eigen verworvenheden en tekorten overschouwt. Ook letterlijk, want de spreker, Hogevalk genaamd, hangt aan een parachute en overziet het wereldgedruis onder zich. Wat Hogevalk ziet, doet hem soms jubelen, in een nietzscheaans Amor Fati, maar boezemt hem ook peilloze angst in. Wat voor zin had de massaslachting van WO I? En wat is de hogere betekenis van het leven na de dood van God? Zelf valt hij in een existentiële leegte, naar "het open graf". Om deze vooralsnog onbekende ervaring tot uitdrukking te brengen heeft hij een nieuwe taal nodig, maar die van de avant-garde blijkt niet meer afdoende. Vanaf Zang III moeten de symbolistische, surrealistische, dadaïstische en zelfs Huidobro's eigen creationistische procedés het allemaal ontgelden. Vervolgens worden in een nietsontziend taalspel alle denkbare grammaticale, syntactische en lexicale regels geschonden, totdat er in de laatste zang nog een lied van louter syllabes overblijft. De algehele vernietiging of de tabula rasa voor een nieuw begin? Altazor is beide: een hoogtepunt van de Latijns-Amerikaanse avant-garde dat net als César Vallejo's Trilce en Pablo Neruda's Canto general getuigenis aflegt van de menselijke verbijstering ten overstaan van een desintegrerende wereld vol ongekende mogelijkheden.

Over de vertaler

Altazor is vertaald en ingeleid door Piet Devos. Devos (1983) rondde in 2006 de vertaalopleiding Frans – Spaans aan het Antwerpse Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken af. Vervolgens studeerde hij Algemene Literatuurwetenschap in Leiden. Momenteel schrijft hij aan de Rijksuniversiteit Groningen een proefschrift over de poëzie van Vicente Huidobro, Paul van Ostaijen en Benjamin Péret.
De vertaling van Altazor is tot stand gekomen, mede dankzij de suggesties en correcties van Ilse Logie, Miriam Van hee en Gys-Walt Van Egdom.

Andere onderwerpen in de categorie Literair werk:

Coronale kanteling

25 maart 2020
Op anderhalve meter schijn je / verderaf dan ooit, ongenaakbaar / voor elkaar, amper adem voor onszelf, / mijn hand verdacht, jouw armen geweerd.
LEES MEER

Vermist spiegelkind

24 maart 2019
(Eerste prijs dr. Alam Darsono-verhalenwedstrijd 2019) Staat u even stil, beste bezoeker, want hier lig ik dan, voor u, in klei.
LEES MEER

Ik ben twee: de verstrooide waarneming in Pessoa’s Boek der rusteloosheid

21 december 2015
(Essay verschenen in Wijsgerig Perspectief 55.4 2015, pp. 17-23) Het zal niemand zijn ontgaan dat in kroegen en restaurants de smartphone een vaste en veeleisende tafelgenoot is geworden.
LEES MEER

De onzichtbare foto van Benjamin Péret

03 januari 2013
(Essay verschenen in Vooys, 31.1 2013, pp. 73-76) Onlangs vroeg een kunstfotograaf me welke rol fotografie in mijn onderzoek speelt. Op het eerste gezicht is het niet bepaald een pertinente vraag voor een blinde literatuurwetenschapper als ik.
LEES MEER

Een vormloze zee van modder en tijd: over Godenslaap van Erwin Mortier

29 mei 2011
(Essay verschenen op ROND1900) Schrift na schrift heeft Helena Demont, de ik-verteller van Godenslaap, haar leven lang gevuld met mijmeringen en gedachten.
LEES MEER

Toen de toerist nog een echte reiziger was

04 mei 2011
(Essay verschenen op ROND1900) Het massatoerisme zoals we dat tegenwoordig kennen is een vrij recent verschijnsel, dat spreekt.
LEES MEER

De ontmoeting

05 januari 2010
(Kort verhaal verschenen in De Brakke Hond, 105 2009) Vreemd dat jouw woordeloze verschijning voor mij louter in taal herrijzen kan. Een taal die puntig onder mijn vingertoppen moet groeien, dezelfde vingertoppen waarin de herinnering woekert aan de holte van je elleboog, de zachte belofte van je kleine oorschelp schuilgaand achter zonverhi…
LEES MEER

De maskerade van het geslacht: over Travestie van Mircea Cartarescu

03 oktober 2009
(Ongepubliceerd essay) Voor de 34-jarige auteur Victor, de ik-verteller van Mircea Cartarescu’s roman Travestie (1996), is schrijven allerminst een vermakelijk tijdverdrijf. Dit wordt gelijk duidelijk uit zijn ietwat lugubere beginselverklaring:
LEES MEER