Piet Devos
schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper
Bespiegelingen
Breekbaarheid
zaterdag 10 december 2016
Schrijven is woorden breekbaar maken, ze met een air van harde bestendigheid omhullen, terwijl ze op ieder ogenblik weer verpulverd kunnen raken onder druk van het vergeten.
Schrijven is een bord van moeders beste servies op de vingertoppen laten rondwentelen. Eerst nog weerspiegelt het glimmende porselein de misprijzende blikken van ooms en tantes, grootouders en aangetrouwde nichten. Maar stilaan raakt het bedolven onder talloze ontpitte waarheden, voorgekauwde adviezen en kruidige anekdotes. Geen van de aanwezigen slaat nog acht op de wentelende spiegel, wanneer alles erop ineenvloeit en stolt tot een oneetbaar aquarel. Met de komst van de taart wordt het onderwerp ‘voetbal’ aangesneden. Uren later – iedereen is al lang naar huis – komt het kleine joch, dat zich ergens op zolder had verborgen, gillend en proestend de trap afstuiven en gooit de kamerdeur open. De tochtvlaag verbreekt abrupt de wankele betovering.
Schrijven is een zijden koord spannen boven een afgrond die gaapt van onverschilligheid. Het koord laten verweren door zon, kou, regen en storm. Een rustplaats bieden aan dichte drommen trekvogels, die er kwetterend hun ingewanden legen. De brug zijn voor een rillende danseres die, gaandeweg de oversteek, een voor een haar doorweekte sluiers aflegt en ze te drogen hangt, in de hoop ooit naakt en warm de overzijde te bereiken. Het enige, vage richtsnoer aan de hemel schijnen voor al wie, bij schemering, uit het ravijn wil klauteren, zoals de neergeschoten engel, de voortvluchtige partizaan die op schone kleren aast, het verwarde kind, de troep hongerige ratten. Oeverloos slijten intussen beide rotsige hellingen almaar verder af. Oeverloos gaan dan, op een doodgewone ochtend, de stenen aan het rollen waartussen het koord was vastgezet. En, als het niet zover hoeft te komen, dan alleen omdat het al eerder werd doorgeknaagd.
Schrijven is een glazen kast bouwen rond een magische leegte, waar mogelijk ineens het licht van een vuurtoren brandt, een onverstaanbare flard van een gesprek en verre dansmuziek over de kade komen aanwaaien, een oceaanstomer vol wuivende hoeden traag de haven verlaat. Maar dit spektakel vangt slechts aan, indien er een nieuwsgierige passant voor de vitrine blijft staan. Anders blijft het doodstil in de kast, blijft de leegte onbewogen zwijgen. Totdat, op een dag, kleine stofdeeltjes beginnen neer te dwarrelen die allengs de wanden van de kast overdekken. Het glas verliest gestaag zijn glans, zit algauw vol vieze vegen en vlekken, en wordt ten slotte door een voortvarende burger – die de leegte binnenin niet vermoedt – met enkele rake hamerslagen in gruzelementen geslagen en netjes opgeveegd.
Schrijven is stug doorgaan met wiegen langs de waterkant. Neergaan en opveren op het getij van de bries en de geruchten die hij meevoert. Uit de modder tot barsten toe het gesmoorde gemompel opzuigen van halfvergane vissen en rottend wier. Langzaam vult het sap van slijk en adem de slanke stengel, dikt er in tot denkbeelden, stuwt de woordenstroom omhoog. Het peinzende riet buigt dieper en dieper door onder de gedachten tot het, eensklaps, knakt. Op het wateroppervlak is niet de geringste rimpeling te bekennen.