Piet Devos
schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper
Bespiegelingen
Ethiek van de aandacht bij Krishnamurti en Weil
vrijdag 31 mei 2013
De enige revolutie schuilt in het loslaten van het denken. Pas dan kunnen we waarnemen wat er werkelijk is, stelt de Indiase wijze J. Krishnamurti. Ik heb de neerslag van zijn overpeinzingen en gesprekken met grote teugen ingedronken. De wijsheid en eenvoud van zijn levensfilosofie spraken me ogenblikkelijk aan. Het gaat er niet om, zo meent hij, doelbewust een paar uur per dag in lotushouding te mediteren. Het doelmatige van dergelijke meditatieoefeningen is nog steeds schatplichtig aan het gestuurde denkproces. De ware bevrijding komt met het ons volledig bewust zijn van de dingen om ons heen: het zien van het licht op de bladeren, het horen van de stilte of het lied van een vogel, het lopen tussen eeuwenoude bomen. Wie deze vorm van aandacht kent, weet dat er geen gisteren of morgen bestaat, doch enkel het heden waarin het zelf zijn vaste omlijning verliest en vervluchtigt. Die aandacht is wat Krishnamurti de waarheid noemt van wat er werkelijk is, of de liefde zonder de inperkingen van genot of bezit. Al het overige zijn concepten, woorden, symbolen, ideologieën, die ons die blik op de werkelijkheid ontnemen, zodat we ze maar beter gelijk overboord kunnen zetten.
In de voorkamer van mijn Groningse huis hangt het gestaag opwarmende morgenlicht; het zachte gezoem van de laptop wordt geregeld doorsneden door het knerpen van fiets- of autobanden op de kasseien van de straatweg; portieren gaan open en dicht; in de verte weerklinken af en toe de hollende voetjes en joelende stemmen van spelende kinderen. Van Krishnamurti's levensfilosofie gaat zoveel aantrekkingskracht uit, omdat ze naar mijn idee de wezenlijke kern raakt. Die kern tekende zich evenzeer af in wat ik eerder las over het boeddhisme en de mystiek, in de poëzie van Paz en Szymborska, in het gedachtegoed van Augustinus en Edith Stein, maar Krishnamurti weet er een aangrijpend heldere uitdrukking aan te geven. Zijn 'lering' – hij verwerpt die idee van een vaststaande, na te volgen 'leer' met klem – is zelfs dermate transparant dat ze bij velen, vooral bij wie geschoold is in de complexe wijsgerige stelsels van het Westen, de nodige scepsis moet wekken. Zelf was ik daar onder het lezen bijwijlen ook niet vrij van, wanneer een gedachte me te weinig uitgewerkt of een richtsnoer praktisch onrealiseerbaar scheen.
Desondanks blijf ik erbij dat voor wie een beschouwend, door geen conventies 'gereguleerd' leven wil leiden, heel wat van deze levensfilosofie te leren valt. De aandacht die Krishnamurti beschrijft, is de weg die naar verstilling, (zelf)relativering en onthechting voert – alle zo schrijnend afwezig in deze moderne tijd met zijn luid blatende zelfverheerlijking. Die ervaring ken ik voornamelijk van ingetogen momenten in de natuur en in de stad, situaties waar Krishnamurti ze ook enkel voor mogelijk houdt.
Maar is, zoals hij geloofde, aandacht werkelijk kansloos zodra de taal haar zegje doet? Simone Weil, daarentegen, wees op het belang van studie (en dus van lezen) voor het ontwikkelen van de aandacht: "Hoewel men dat tegenwoordig niet schijnt te weten, is het vormen van het vermogen tot aandacht het ware en bijna uitsluitende doel van alle studie." Krishnamurti onderscheidt de aandacht, als grenzeloze ontvankelijkheid voor wat ons omringt, angstvallig van de concentratie, die een gewilde, gerichte activiteit van de geest is. Maar ook Weil lijkt met haar begrip van de aandacht niet op het concentratievermogen te doelen: "Maar in tegenstelling tot wat men gewoonlijk denkt, is er voor de wil bijna geen plaats bij de studie. Want het denken kan alleen door het verlangen geleid worden, en voorwaarde voor dit verlangen zijn vreugde en welbehagen. (...) Vreugde is voor de studie even onmisbaar als een regelmatige ademhaling voor hardlopers." Wellicht zou Krishnamurti in Weils 'verlangen' een teveel aan teleologie bespeuren, daar het ten langen leste het goddelijk licht deelachtig hoopt te worden. Weil:
"Waar de aandacht gespannen is, daar is een werkelijk verlangen aanwezig, en het verlangen gaat inderdaad naar het licht uit, als elke andere beweegreden ontbreekt. Zelfs wanneer de inspanningen van de aandacht jarenlang zonder resultaat zouden blijven, dan nog zal de ziel ongetwijfeld eenmaal vervuld worden door een licht dat volkomen evenredig is met de inspanningen die men zich getroost heeft."
Niettegenstaande dit verschil tussen een religieuze en een wereldlijke invulling van de aandacht, krijg je stellig de indruk dat Weil en Krishnamurti het over dezelfde, desubjectiverende ervaring hebben. Zoals de Indiase meester het omschreef, verdwijnt de aandachtige waarnemer uit het middelpunt en houdt de scheiding tussen hem/haar en het waargenomene op te bestaan. Zou dit ook niet opgaan voor die sporadische leeservaringen waarbij de beelden, gedachtegang en cadans van een tekst de lezer als het ware opzuigen? Wat Krishnamurti betreft worden we dan nog steeds in beslag genomen door menselijke bouwsels, zodat hij – blijkens zijn werk – ook geen heil verwachtte van de literatuur, de beeldende kunst of de muziek. Op dit punt neig ik meer naar de positie van Weil, die de artistieke schoonheid niet bij voorbaat uitsluit, maar ik begrijp Krishnamurti's waarschuwing dat het verabsoluteren van iets menselijks – al is het de meest verfijnde poëzie – immer gepaard gaat met smart en ontembare begeerte. Het is essentieel en bevrijdend te beseffen dat geen enkel product van de geest waarlijk bestendigheid bezit: kunst niet, filosofie niet, religie niet, en al helemaal niet wat onze eigen verbeelding en geheugen voortbrengen.
De levenshouding die Krishnamurti aanbeveelt, is er één die openstaat naar het stromen der dingen in al hun mogelijke facetten. Zelfs degenen die je het meest dierbaar zijn, zoals geliefden en vrienden, komen en gaan weer weg uit je leven, de symbolische hulzen die gaandeweg in jouw hoofd rondom hen waren gegroeid, leeg en dor achterlatend. Het zijn onder meer deze uitgedroogde avatars die we maar blijven toespreken alsof ze nog bezield zijn, die we volgens Krishnamurti niet langer dienen mee te slepen. En dit geldt niet alleen voor dierbaren, maar evengoed voor filosofische concepten, religieuze voorschriften of politieke opvattingen. Het mooie van Krishnamurti's lering is dat ze geenszins stoelt op plat cynisme, als zou alles dof en zinledig zijn. Ze wordt, integendeel, gevoed door een liefdevolle ontvankelijkheid voor al wat er is en daarom nooit stagneert.