Piet Devos
schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper
Bespiegelingen
Nachtelijke poëtica
vrijdag 9 augustus 2013
Soms gisten en borrelen er allerlei ideeën in je hoofd maar vinden ze geen uitweg. Het zijn er te veel, ze zijn te divers en dringen om voorrang, zodat er eentje uitpikken bij voorbaat arbitrair schijnt. Het gevolg is dat niets zich uitkristalliseert en de schrijver zich, ten overstaan van deze werveling, onmachtig voelt. Telkens weer moet hij zich voornemen haalbare doelen te stellen om al die ideeën van elkaar te scheiden, te isoleren en ze kans op realisatie te geven.
Overzie de stapel ongepolijste, vormeloze brokken steen in je atelier; betast hun grillige contouren, voel het leven kloppen onder hun ruwe oppervlak; constateer in welk blok het verzet tegen de gevangenschap het hevigst is en geloof in je constatatie; leg die steen dan op je werkbank en begin aan je bevrijdende arbeid; kijk onder het hakken en schuren niet om je heen, negeer het nimmer verstommende geroep om vrijheid uit de overige brokstukken; vertrouw erop dat je ook hen op zekere dag te hulp zult kunnen komen, en dat tot die tijd hun hunkering naar het bestaan een allegorische maar intense erkenning vindt in die ene steen die, druipend van jouw zweet en zaad, stilaan warm wordt onder jouw slagen.
Ik schrijf deze regels in de stilte van de nacht, om drie uur 's ochtends, in de voorkamer van mijn Groningse huis waar het in de zomermaanden vaak het aangenaamst van temperatuur is. Misschien zijn dit onbetekenende omstandigheden die niet eens vermelding behoeven, maar ook hier geldt dat vooral de vraag naar hun intrinsieke belang zinloos is. Als fragment van het onvatbare geheel, het mallarmiaanse Boek dat iedere schrijver in zich draagt, barst het van zingevend potentieel. Zolang het schrijven aan het Boek maar doorgaat, heeft het immers kans een lezer te vinden, een lezer die nooit ofte nimmer kan samenvallen met de schrijver die de fragmenten ogenschijnlijk heeft uitgekozen. Die keuze kan namelijk nooit bewust zijn geschied. De schrijver kiest niet op redelijke gronden doch uit het geloof dat hem drijft en tegelijk verblindt voor de samenhang der brokstukken, voor de afbeelding in het mozaïek.
Het werk aan het Boek moet doorgaan, als teken van verlangen en hoop, maar evengoed als teken van rouw; rouw om het tweede kindje van een bevriend echtpaar dat vorige week, na vier maanden zwangerschap, bij een standaardcontrole overleden bleek te zijn; rouw om de slachtoffers van de Argentijnse dictatuur, over wie ik de voorbije dagen weer las in de scriptie van een veelbelovende student (aangaande de romans van Ricardo Piglia); rouw om het leven dat in wezen geen mededogen of rechtvaardigheid kent, maar altijd weer de voorwaarden schept waarin ze mogelijk worden; rouw om het falende begrip tussen mensen, dat hen niettemin dwingt hun toevlucht te blijven nemen tot het wonder van de aanraking en het woord.