Piet Devos
schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper
Bespiegelingen
Hoe blind is vertrouwen?
donderdag 20 februari 2020
Geregeld krijg ik de vraag hoe ik het, als blinde persoon, aandurf om alleen te reizen. Dan luidt mijn simpele antwoord steevast: vertrouwen hebben. Als ik mijn weg dien te vinden op plekken die geenszins op blinde mensen bedacht zijn, moet ik immers dikwijls de hulp van wildvreemden inroepen. Dan vertrouw ik erop dat deze passant mij naar diens beste vermogen informeert, me naar het correcte busperron brengt of me veilig door het oorverdovende verkeer naar de overkant loodst.
Als ik zelf niet om hulp vraag, krijg ik die trouwens minstens zo vaak spontaan aangeboden. De meest originele variant hiervan kwam wel van een jongedame die, toen ze me in een druk metrostation in Montréal zag hannesen, heel charmant vroeg of ze me wellicht even haar ogen mocht lenen. Op zo’n ogenblik waarop ik die bijstand echt kan gebruiken, is het zaak deze ook te aanvaarden en niet eigenwijs in m’n eentje verder te ploeteren. Ik kom veel sneller en met veel minder moeite ter bestemming, wanneer ik de aanwijzingen van die ander opvolg of mijn hand op de geboden arm leg en me een stukje laat leiden.
Gaat dit dan nooit mis? Nee, wonderlijk genoeg bijna nooit. Als er al eens iets verkeerd gaat, dan komt dit doordat mijn hulpvaardige begeleider zich gewoonweg vergist heeft en de omgeving minder goed blijkt te kennen dan gedacht. Aan diens intenties ligt het heus niet; die zijn altijd goed en erop gericht mij op het juiste spoor te zetten. Opmerkelijk daarbij is ook dat, wanneer iemand eenmaal besloten heeft te helpen, deze persoon me nooit zomaar in de steek laat, als hij of zij het ook niet meer weet. Zo heb ik, samen met zo’n toevallige weldoener, weleens een half uur lopen zoeken naar een specifiek lokaal in het duizelingwekkende doolhof van een universiteitscomplex.
Hier is het me vooral om dat vertrouwen te doen dat, als een handige passe-partout, wegen en deuren voor me opent. Een dergelijk vertrouwen – maar eigenlijk geldt dit voor iedere vorm van vertrouwen - heeft iets heel paradoxaals. Want enerzijds is het een alledaagse, vanzelfsprekende ervaring; mijn arm in die van een onbekende haken kan, als stilzwijgende blijk van vertrouwen, reeds volstaan. Anderzijds is het echter best lastig te benoemen wat er op zo’n moment exact gebeurt, of waaruit dat vertrouwen precies bestaat. Laat ik toch eens een poging wagen die vanzelfsprekendheid te doorbreken.
Vertrouwen smeedt een band
Wat vertrouwen in ieder geval doet, is een verbinding tot stand brengen. Daarom wordt er ook over een ‘vertrouwensband’ gesproken. Deze band verbindt twee losse individuen die voorheen niets met elkaar te maken hadden. Dankzij dit vertrouwen houden mensen op volslagen vreemden voor elkaar te zijn. Als die band vervolgens genoeg ruimte en tijd krijgt om zich te bestendigen kan hij, afhankelijk van de context, zelfs uitgroeien tot een collegiale verstandhouding, een goede dokter-patiëntrelatie, tot vriendschap of een liefdesverhouding.
Ook triviale, kortstondige ontmoetingen zoals deze die ik hierboven schetste, zouden zonder vertrouwensband ondenkbaar zijn. Zodra ik iemand – uiteraard met diens toestemming – bij de elleboog pak, ontstaat er een voelbaar, onderling contact met wederzijdse verwachtingen. Door dit eenvoudige gebaar geef ik namelijk impliciet te verstaan: ‘Voor mij ben je een betrouwbare gids.’ Ondertussen gaat die ander er al even voetstoots van uit dat mijn hulpvraag oprecht is en ik mijn blindheid niet fake of voor andere, snode doeleinden misbruik.
Geen overtuiging of emotie
Vertrouwen schept dus, hoe kortstondig ook, een band tussen twee of meer mensen. Maar daarmee hebben we nog niet ontraadseld wat vertrouwen nu precies is. Het is niet iets puur mentaals of rationeels zoals een overtuiging, hoewel overtuigingen wel degelijk van invloed zijn op vertrouwen. Als je bijvoorbeeld van oordeel bent dat alle mensen inherent goed zijn, of als je er daarentegen racistische denkbeelden op nahoudt, zal dit zonder twijfel een weerslag hebben op de mate van vertrouwen waarmee je onbekenden tegemoet treedt.
Maar in vergelijking met zulke opvattingen en opinies speelt vertrouwen op een veel onbewuster niveau, wortelt het veeleer in ons fysieke lichaam. Niet zelden worden we ons pas bewust van het sterke vertrouwen dat we in iemand stelden, wanneer dit beschaamd wordt. De ontdekking – of zelfs maar de verdenking - van het verraad van een vriend, het overspel van een geliefde, of het klikken van een collega bij de baas, kan plotsklaps een helse pijn veroorzaken. Het gevolg van zo’n vertrouwensbreuk is een schrijnende teleurstelling waarvan we slechts moeilijk herstellen.
Toch is vertrouwen in wezen geen emotie als angst of boosheid, want daarvoor ontbreken bij vertrouwen de kenmerkende, fysiologische reacties. Natuurlijk geldt ook hier dat emoties onze fiducie in anderen positief dan wel negatief kleuren. Maar vertrouwen op zich gaat niet gepaard met een stijging van onze lichaamstemperatuur, gespannen spieren of trillende benen. Nee, om het vertrouwen zelf te bereiken zullen we nog wat dieper moeten graven.
Wederzijdse afhankelijkheid
Misschien is vertrouwen nog het beste te begrijpen als een fundamenteel ontvankelijke houding ten overstaan van de wereld om ons heen. Het blijft veelal bij een onderbuikgevoel dat je woordeloos vertelt dat de overgrote meerderheid van de mensen niets kwaads in de zin heeft en je in geval van nood zal bijstaan, net zoals ze dit ook van jou verwachten.
Iemand vertrouwen betekent zodoende je zonder vrees voor die ander openstellen, je eigen zwakte en kwetsbaarheid in diens handen leggen, tonen dat je hem of haar nodig hebt. Vertrouwen begint met het ongearticuleerde besef van de eigen ontoereikendheid, dat je doet verlangen naar andermans steun, erkenning, genegenheid of vaardigheden. Doordat we leren ons op anderen te verlaten, zijn we trouwens ook in staat samen te werken en vreedzaam in een gemeenschap te leven.
Het haast instinctieve karakter van het vertrouwen treedt het duidelijkst aan de dag, zodra we er ons rekenschap van geven dat de wortels ervan in de vroegste kindertijd verankerd liggen. Een weerloze zuigeling heeft geen andere keus dan zich blijmoedig over te leveren aan de zorgen van ouders en familieleden. Naarmate een kind elke dag weer deze onmisbare zorg en warmte van zijn opvoeders ontvangt, leert het er sterker op te vertrouwen. Want ja, vertrouwen is ook een werkwoord; het heeft tijd nodig om te groeien; het gedijt bij continuïteit en herhaling. Geen wonder dan dat het vreselijk traumatische bressen in dit natuurlijke vertrouwen slaat, wanneer iemand als kind mishandeld wordt of, als gevolg van benarde omstandigheden zoals armoede of oorlog, aan zijn of haar lot wordt overgelaten.
De eenheid van een tweespan
Echt vertrouwen behoeft geen contract of gedetailleerde afspraken. Het werkt gewoon. Wanneer passanten me op straat een eindje begeleiden, merken ze soms nerveus op dat ze dit nooit eerder hebben gedaan. Toch gaat het in 99 procent van de gevallen goed, en kom ik zonder builen of schrammen waar ik wezen moet.
Vertrouwen is uiterst basaal en intuïtief. Het treffendste bewijs hiervan is wel dat het evengoed tussen een mens en een sprakeloos dier kan bestaan. Van zo’n bijzondere band tussen mijn geliefde, Mirjam, die ook blind is en haar geleidehond mag ik nu al een paar jaar getuige zijn. Het is prachtig om te zien hoe die twee gaandeweg ingespeeld op elkaar raken. Natuurlijk praat Mirjam wel tegen de hond en geeft ze af en toe mondelinge instructies die de hond, tijdens een intensieve training, heeft aangeleerd. Maar in essentie gaat het vooral om elkaars stille wenken en bewegingen volgen. Zo omzeilt de hond, met Mirjam in zijn kielzog, feilloos de obstakels op de stoep, vindt hij het bospaadje dat ze zoekt, lopen ze samen in stevig marstempo de bekende route van huis naar kantoor. De hond doet dit alles met veel plezier en gekwispel, omdat hij erop vertrouwt dat hij van het baasje veel liefdevolle aandacht krijgt, tijd om te spelen en – niet te vergeten - op gezette tijden lekkere hapjes.
Ja, misschien is zoals vaak beweerd wordt, vertrouwen wel blind. Maar dat is eerder een zegen dan een vloek!