Piet Devos
schrijver, vertaler en literatuurwetenschapper
Ecologie & habitat
Schrijven als ecologie: over Miek Zwamborn
zondag 19 september 2021
Wanneer je ecologie opvat als de studie naar de wisselwerking tussen mensen en hun natuurlijke leefomgeving, dan zijn er weinig oeuvres zo door-en-door ecologisch als dat van Miek Zwamborn. In haar werk tracht Zwamborn niet alleen de complexe wereld van planten, dieren, gesteenten en zeeleven bloot te leggen, maar ook hoe deze natuur van oudsher menselijke activiteiten en verhalen heeft gevormd. Hierbij paart Zwamborn de ontledende blik van de wetenschapper aan de hoge sensitiviteit voor ongeziene verbanden van de dichter.
Deze ecologische poëtica treedt met name duidelijk aan de dag vanaf Zwamborns derde roman De duimsprong uit 2013. Daarin volgen we een naamloze, jonge vrouw tijdens de zoektocht naar haar vermiste klimmaatje Jens. Samen hebben ze menige bergtop bedwongen, maar thans ontbreekt van Jens ieder spoor. Verwoed reist de vertelster alle plekken af waar Jens en zij ooit samen zijn geweest, in de hoop antwoorden te vinden. Echter, gedurende deze speurtocht stuit ze algauw op het fascinerende levenswerk van Albert Heim (1847-1939), de Zwitserse geoloog die de ultieme maquette van de Alpen beoogde te maken. Het natrekken van Heims biografie en onderzoek wordt een manier om met het gemis van Jens om te gaan. Toch gaat het veel verder dan Jens’ concrete vermissing.
Wat de vertelster immers met beide verdwenen mannen - Jens en Heim – deelt, is een existentieel soort heimwee, het onmogelijke verlangen het bergmassief te doorgronden en er als het ware in op te gaan. Zoals er over Heim te lezen staat:
‘Hij wint aan hoogte, hij schuift de twijfel en de valangst op naar een volgende klim. Dit is niet de dag om te vallen. Zijn ogen verlangen naar meer berg en overzicht, zijn voeten volgen die ogen, vragen om amorf gesteente, oneffen paden, er zijn zomervoeten over alpenbloemen en wintervoeten over ijs.’
Het landschap dringt het lichaam van de geoloog en de klimmer binnen, vormt en kneedt het, maar kan het ook ieder moment vernietigen. Desondanks stilt het besef van dit gevaar nooit hun honger naar kennis van de alwetende aardlagen: ‘Geologie is het oog van de geschiedenis. Het landschap heeft alles gezien.' Misschien is ons eigen lichaam wel te vergelijken met die aardkorst, bedenkt de vertelster, in zoverre het ook de bewegingen en sensaties van onze voorouders meedraagt:
‘Wij krijgen rimpels; ons gezicht en gehoor gaat achteruit; onze oren en onze neus daarentegen nemen in omvang toe. We worden stram in de benen, we krimpen, maar tegelijk zijn we de eigenaren van een levend archief van ontelbare bewegingen. Is er een specifieke plek in een lichaam waar fysieke geschiedenis bewaard wordt? En als dat zo is, waar dan?’
In haar nieuwste non-fictiewerk Wieren (2018) verschuift Zwamborns focus naar de ongekende overvloed van de mariene flora. Ze brengt onder meer de vele wiersoorten in kaart die rond het Schotse Isle of Mull groeien, het ruige eiland waar de auteur sinds een aantal jaar woont. Zo vangt ze het wonderlijke getrommel van ontbladerde kelpstokken op die tegen de rotsen slaan:
‘Geboeid luister ik naar dit aanlandige tamboerkorps dat roffels oefent voor een volgende taptoe. Als elke zevende golf, zoals vaak wordt beweerd, inderdaad hoger en langer is, zou ik het ritme van de zee in het getrommel moeten kunnen horen. (…) Elke minuut lijken er klanken bij te komen; de branding verandert in een orkestbak.’
Daarnaast duikt Zwamborn in de lange geschiedenis van het wieren verzamelen en kweken, die ons van Ierland en Frankrijk tot in China en Japan brengt. Bovendien inventariseert ze, zowel in woord als in beeld, de vele artistieke pogingen die in de loop der tijd zijn ondernomen om de sierlijke wervelingen en de enorme variëteit van zeewier te tekenen, te filmen of anderszins vast te leggen. Zelf beleefde ik kort geleden nog het zinnelijke genoegen, in de podcast Verstrengeld II een postpakket vol zeewier uit te pakken, dat de schrijfster in Schotland voor me had geoogst. Ik stond perplex welke weelde aan texturen, bladeren, stengels en wortels er zich toen onder mijn handen, op de woonkamertafel en in de badkuip, ontvouwde!
Maar evengoed bevat Wieren tal van recepten, daar deze planten bijzonder rijk aan eiwitten en vitaminen zijn. Zoals in de eerste aflevering van dezelfde podcastreeks Verstrengeld te horen was, zou in uitgestrekte zeeboerderijen geteeld wier in de toekomst weleens kunnen uitgroeien tot een belangrijke voedselbron en vleesvervanger. Op Mull heeft Zwamborn hoe dan ook leren leven met wat de zee en het land haar, afhankelijk van het seizoen, te bieden heeft. In een interview met NRC zei ze hier onlangs het volgende over:
‘Alles waar ik naar verlang en wat ik heb geleerd, past hier. Het was makkelijk om dit landschap in te glijden. Mijn eigen eindigheid voelt anders dan vroeger. Ik sta meer in verbinding met het verleden en de toekomst, zonder het middelpunt te zijn. We bouwen aan iets groters om door te geven. Het leven op het eiland maakt me robuuster. Als ik niet opschiet met mijn roman, heb ik in elk geval wel geleerd om vishuiden te looien.’
Leefwijze en poëtica vloeien steeds meer in elkaar over. In Wieren is het perspectief opnieuw vernieuwend in zijn ecologische radicaliteit:
‘Als onderwaterschrijver moet je alles afleggen, onderdanig zijn, loodblokken omgespen, anders drijf je terug omhoog naar het oppervlak en ebben alle zojuist opgeschreven woorden weg. Machtig is het bos waar ik doorheen zwem. De wieren lijken door een geheimzinnige stroming aangestuurd, heel rustig waaien ze heen en weer. Tijdens het snorkelen in de baai verlies ik elk gevoel voor schaal.’
Het is een voorrecht om als lezer de ongewone omzwervingen van deze auteur te mogen volgen. Je vraagt je af naar welke onherbergzame hoogte of diepte Zwamborns volgende boek ons zal meevoeren.